vrijdag, februari 25, 2005

Kreunen en zoemen voor springdance


EEN ALLESBEHALVE NORMALE VOORSTELLING

Vier mannen en een vrouw staan in een groepje met hun ogen dicht. Ze beginnen te zoemen. Eentje begint, de anderen volgen. Langzaam gaat het over in grinniken, in mekkeren en praten. Tien minuten later is er groepsgewijs gebromd, geneuried, gezucht en gekreund. Wie niet beter weet, zou zomaar kunnen denken dat hij in een New Age-achtige groepstherapie is terechtgekomen.

Niets is minder waar. In het bovenzaaltje van Huis aan de Werf ontwikkelt componist Merlijn Twaalfhoven het muzikale gedeelte van [u bevindt zich hier], de afsluitende voorstelling van het Springdance Festival. Op 23 en 24 april zullen ongeveer 150 Utrechters in totaal acht voorstellingen geven in de Utrechtse Stadsschouwburg. Na een lange periode van workshops is nu de tijd aangebroken om de voorstelling vorm te geven tijdens de vele repetities voorafgaand aan de eindpresentatie.

De boom is geveld
Twaalfhoven: “We hebben als het ware de boom geveld. De blaadjes en de takjes zijn eraf, het ruwe materiaal is overgebleven. Nu gaan we er een mooi kastje met laatjes van maken.” Volgens de Amsterdamse componist, die al diverse totaaltheaterprojecten op zijn naam heeft staan, worden bij [u bevindt zich hier] alle conventies van theater doorbroken. Twaalfhoven: “Onze aanpak gaat heel bijzondere combinaties opleveren. Denk daarbij bijvoorbeeld aan een smartlappenkoor met karateka’s. Verder zit het publiek niet in de zaal maar staat het samen met ons op het podium. Het moet een allesbehalve normale voorstelling worden.”

De leiding ligt in handen van professionals als Twaalfhoven, choreograaf André Gingras en kunstenaar Pjotr Müller, de uitvoering gebeurt door alleen maar amateurs. Volgens Twaalfhoven een leuke afwisseling. “Als ik dit project met professionals deed, zou het niet noodzakelijkerwijs beter gaan. Iedereen heeft zijn eigen niveau. Iemand die voor het eerst een instrument bespeelt, levert voor mij net zo waardevol materiaal op dan iemand die dat al vaker heeft gedaan. Het belangrijkst is dat mensen zich durven te uiten.”

Oprispende sushi
Choreograaf André Gingras maakt een sprong in de lucht. “Oeps, daar komt mijn sushi terug”, grapt hij tegen danser Angelo. In een apart zaaltje geeft Gingras aanwijzingen aan de breakdancende Angelo. De robotbewegingen moeten kleiner en de benen moeten meedoen. Angelo leert snel en maakt zijn act steeds soepeler en flitsender.

Ondanks enige twijfels aan het begin, ziet Gingras de voorstellingen met vertrouwen tegemoet. Gingras: “De dansers voelen zich nu wat comfortabeler bij mij en bij elkaar. Ik begin mooie dingen te zien. In een project als dit maken de mensen de show zelf. Ik geef alleen maar aanwijzingen. Mijn uitdaging ligt vooral in de grootte van het project, 150 mensen is echt veel.”

In Huis aan de Werf wordt ondertussen de druk op de dansers opgevoerd. Na anderhalf uur oefenen wordt de videocamera tevoorschijn gehaald. Alle groepjes die vanavond repeteren, moeten een kleine presentatie geven van hun kunnen. De hoofden van de voornamelijk jonge en vrouwelijke deelnemers staan gespannen tijdens de opnames. Nog maar twee maanden, lijken ze te denken. (UN, foto Anna van Kooij)